De nieuwe NAVO-norm van 5% werpt vragen op over de verhouding tussen veiligheid en ontwikkeling. Binnen deze norm is 1,5% bestemd voor aanverwante uitgaven, een ruimte die kansen biedt, maar ook risico’s kent. Wat betekent dit voor het ODA-budget en de inzet van ontwikkelingssamenwerking? Waar kunnen we als sector een constructieve bijdrage leveren, en waar moeten we juist grenzen bewaken?
Deze discussie raakt aan een bredere trend waarin het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid steeds nauwer wordt verweven met ontwikkelingssamenwerking. De toenemende aandacht voor veiligheid en defensie zet bestaande prioriteiten onder druk, terwijl de roep om internationale solidariteit blijft. Hoe verhouden deze belangen zich tot elkaar?