yellow shape
Belangenbehartiging & Beleidsbeïnvloeding

Blog 5 | Inspelen op Den Haag: backstage

In de vorige edities van ‘Inspelen op Den Haag’ spraken we de lobbyisten en politiek analisten in de ontwikkelingssector? We vroegen hen naar hun drijfveren en wat ze moeten doen om hun belangen te behartigen. Maar wie zijn de mensen die de lobbypapers lezen? En wat vinden zij van het werk van lobbyisten? Om antwoord te krijgen op deze vragen spraken we met Tom van den Nieuwenhuijzen; oud-Tweede Kamerlid van GroenLinks en destijds woordvoerder op Defensie en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

21 mei 2021

Kun je iets meer vertellen over je professionele achtergrond: hoe ben je bij GroenLinks en in de Tweede Kamer terecht gekomen?

Mijn werkzame leven begon in de commerciële sector. Ik werkte bij een betonbedrijf waar ik op de verkoopafdeling actief was. Hier verdiende ik veel geld met het slopen en bouwen van nieuwe gebouwen, maar het was onbevredigend werk. Toen ik een heel zwaar mountainbikeongeluk kreeg en zeven maanden moest revalideren, werd dit een tijd van bezinning. Op dat moment besloot ik dat ik me maatschappelijke wilde inzetten en ben ik lid geworden van GroenLinks. Ik zag dat de het economisch model wat we hadden totaal haaks stond op toekomstbestendigheid van de mensheid en de aarde. Mijn ontslag bij het betonbedrijf werd niet geaccepteerd, dus kreeg ik een nieuwe functie als duurzaamheidsmanager en kon ik van binnenuit de sector verduurzamen en tegelijkertijd lid zijn bij GroenLinks. Mijn politieke carrière begon als Raadslid in Eindhoven in 2010 en in 2016 als Wethouder in Son en Breugel. Dit werd vervolgd door mijn plek in de Tweede Kamerfractie in 2020. Met de afgelopen verkiezingen ben ik niet herkozen, dus het avontuur in de Tweede Kamer was van korte duur.

Toen heb ik besloten dat ik me altijd en overal wil inzetten om te vechten voor een maatschappij waarin iedereen zichzelf kan, mag en durft te zijn.

Hoe ben je aan de portefeuilles BHOS gekomen, met jouw achtergrond in de bouw en duurzaamheid?

Naast mijn werkzame leven heb ik mezelf altijd ingezet op mensenrechten, vooral vanuit de LHBTI hoek. Tijdens mijn baan in het onderwijs heb ik gezien hoe minderheden struikelen in deze maatschappij en men weerhouden wordt om zichzelf te zijn. Toen heb ik besloten dat ik me altijd en overal wil inzetten om te vechten voor een maatschappij waarin dit niet nodig is. De portefeuilles defensie en BHOS kwamen geheel per toeval naar mij toe.

Hoe is het om in te moeten springen op de portefeuilles van iemand anders, midden in een regeerperiode?

Het was vooral heel complex en overweldigend. Ik had na aantreden ongeveer twee uur om me voor te bereiden op een debat over het wel of niet laten aftreden van de minister van Defensie. Het is een rijdende trein waar je opstapt en je moet met alle lucht in je longen rennen naar de locomotief om een beetje sturing te krijgen over je eigen proces en te snappen wanneer je wel en niet de wissel moet omzetten. Je moet zowel rekening houden met de partij, haar idealen en de piketpalen die de voorganger heeft uitgezet, maar dit ook naar je eigen hand zetten en te verbinden met jou als persoon.

Binnen jouw Kamerwerk op het thema mensenrechten, waar ben je dan het meest trots op?

Heel trots ben ik op wat ik samen met de Nederlandse mode-industrie heb bereikt; een vijfpuntenplan tegen dwangarbeid van Oeigoeren. Vanuit idealisme en activisme kun je heel wat agenderen, maar door mijn kennis uit het bedrijfsleven wist ik dat verandering alleen komt als je samenwerkt met de industrie. Zo kun je met economische macht de mensenrechten afdwingen. Dat heeft veel meer impact dan met een protestbord voor de deuren van een bedrijf staan. Gelukkig kreeg de motie ook brede steun van de kamer. Hiermee hebben we de minister flink voor het blok hebben gezet en gesteld dat ze iets moet gaan doen, dat ze niet meer weg kan kijken. Ook op Europees niveau kunnen mensenrechten niet langer ondergeschikt blijven aan economische waarden. Er waren twee of drie kamerleden die op dit thema de leiding hebben genomen, en ik ben heel trots dat ik daar één van heb mogen zijn. Ik hoop echt dat we van deze doodlopende kapitalistische weg af durven te stappen en mensenrechten weer laten prevaleren.

Sinds Rutte II vallen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking onder hetzelfde ministerie. Hoe lukt het om Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking aan elkaar te koppelen, en hoe kunnen we daarvan leren?

Binnen het ministerie is het op dit gebied een rommeltje, waarbij Ontwikkelingssamenwerking (OS) en Buitenlandse Handel (BH) nog twee gescheiden werelden zijn. In een commissie merk je wel dat de politiek veel beter aan elkaar verbonden wordt en dat het minder vanzelfsprekend is dat we kunnen werken aan buitenlandse handel zonder mensenrechten, ontwikkelingssamenwerking en de Sustainable Development Goals daarbij een goede positie te geven. Dus ik denk dat de koppeling van BH en OS binnen de politiek een hele vooruitgang is.

Ik ben van de politiek van de nuance.

Hoe zit dat dan met een lobbypaper dat je binnenkrijgt?

Een lobbypaper is voor mij vaak de start van het traject. Het goede van lobbypapers is dat ze agenderen en de schijnwerpers zetten op specifieke details. Acties vanuit lobbyisten helpen je daardoor focussen. Bij een nieuwe wet of beleidsvoorstel ontvang je gelijk tien lobbypapers. Wanneer er ergens dus niets over wordt geschreven, dan zit het waarschijnlijk goed, anders was er wel aandacht voor gevraagd.

Ik denk dat onze democratie ook niet zou kunnen functioneren zonder lobbyisten. Je moet samen met drie beleidsmedewerkers het werk van twee ministeries met meer dan duizend medewerkers controleren. De kennis, het netwerk en de expertise van lobbyisten hebben we nodig. Een voorbeeld hiervan is de benarde situatie van LHBTI-vluchtelingen in vluchtelingenkampen, beheerd door de Verenigde Naties. De positie van LHBTI’ers werd enorm kwetsbaar, aangezien zij de schuld kregen van corona en hierdoor slachtoffers werden van wraakacties. Dit had ik nooit geweten, wanneer verschillende organisaties mij hier niet op hadden gewezen. Op basis van deze informatie hebben we via het ministerie veilige zones laten instellen waardoor LHBTI’ers weer veilig kunnen wonen.

Tegelijkertijd is het belangrijk dat een kamerlid begrijpt dat een lobbyist altijd een belang heeft en dat je goed voor ogen moet hebben wie zo’n lobbypaper heeft geschreven. Zo zijn er ook lobbyisten die je benaderen voor meer geld voor hun club. Met zo’n vraag om meer geld lobby je bij Kamerleden op de verkeerde plek, als individueel Kamerlid heb je namelijk weinig invloed op potjes geld. Bovendien krijgen deze organisaties de zweem enkel bezig te zijn met zelfbehoud. De lobbyisten die steeds over geld beginnen, daarvan neem je op een gegeven moment de telefoon niet meer op. Je moet de nuance vinden en de input van lobbyisten koppelen aan je eigen idealen en standpunten. Eerst onderzoeken en twijfelen voor het zomaar te roeptoeteren in de politieke arena. Ik ben van de politiek van de nuance.

Toch hoor je vaker negatieve geluiden over lobby en de machtspositie van lobbyisten in Den Haag. Heb jij het idee dat er in de kamer, mede wegens tijdgebrek, lobbyisten meer invloed hebben dan dat eigenlijk voor transparante politiek gewenst is?

Zelf ben ik een grote voorstander van een lobbyistenregister. Van mij zou je mogen weten met welke lobbyisten ik gesproken heb en over welke onderwerpen. Hiermee zou je transparantie en democratie alleen maar versterken. Zo zou je ook alle lobbypapers openbaar kunnen maken en kunnen inzien welk kamerlid op welke manier omgaat met deze informatie. Er hangt een hele zweem om lobby en achterkamertjespolitiek heen, wat komt door de ‘Shells’ en de ‘Schiphols’ van deze wereld, waardoor alle lobbyisten over één kam worden geschoren. Lobbyist is eigenlijk ‘public affairs’, wat betekent opkomen voor je eigen belangen. Iemand die opkomt voor vrouwenrechten en in Den Haag daarvoor lobbyt is ook een lobbyist. Is dat slecht? Ik denk het niet.

In een regeerakkoord op hoofdlijnen kunnen partijen vrijer bewegen, dus ik zie vooral voordelen.

Sinds de afgelopen verkiezingen heb je jouw zetel in de Tweede Kamer moeten inleveren, en ben jij net zoals Partos en de rest van Nederland in afwachting van het nieuwe regeerakkoord. Vertrouw jij erop dat buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking hard genoeg verdedigd kunnen worden wanneer er inderdaad een regeerakkoord op hoofdlijnen komt?

Wanneer het een akkoord op hoofdlijnen is, zorgt dit ervoor dat iedere partij dichter bij haar idealen kan staan. Hiermee hoeven idealen niet over boord gegooid te worden om samenwerking tussen coalitiepartijen in stand te houden. Ik denk dat je daardoor veel meer politiek op inhoud kan voeren en veel minder op de scheidslijn oppositiecoalitie zit. Zo zagen we dat CU en D66 gegijzeld werden in het coalitieakkoord, terwijl de huidige kamer een links-christelijke meerderheid kan vormen, waarbij een coalitieakkoord niet in de weg hoeft te zitten. Partijen kunnen vrijer bewegen, dus ik zie vooral voordelen. Denk bijvoorbeeld aan het CDA; deze partij kan zowel samenwerken met links als met rechts in de kamer. Wanneer een woordvloerder de partij binnen een thema op sleeptouw neemt, kan er veel gebeuren, ook op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Onder de leden van het CDA is namelijk 85% voor een ruimhartig os-beleid. Dat biedt hoop.

Ten slotte: hoe zie je de rol van Partos binnen de ontwikkelingssamenwerkingssector? Lukt het ons als sector om een gemeenschappelijk beeld uit te stralen?

Dat verschilt. Er is elleboogwerk voor geld en een gemeenschappelijke doelstelling voor een eerlijkere wereld. Ik denk wel dat daar nog een belangrijke stap gezet moet worden. Komende jaren gaat er een herijking komen van ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van buitenlandse handel. Daar moet je een gezamenlijke stem in vinden, anders ga je die strijd verliezen.