yellow shape
Belangenbehartiging & Beleidsbeïnvloeding Blog

Sacha Muller (Volt) adopteert SDG 9

Met de Europese verkiezingen op 6 juni in het vooruitzicht, is het tijd om aandacht te besteden aan de belangrijke kwesties die zowel Nederlandse partijen als organisaties zoals Partos bezighouden. Daarom introduceren we “Adopteer een SDG: De weg naar de Europese Verkiezingen”. Als onderdeel van deze campagne presenteren we een reeks interviews met Europarlementariërs die een cruciale rol spelen in het bevorderen van duurzame ontwikkelingsdoelen. In deze editie, laten we je kennismaken met Sacha Muller van Volt, en spreken we haar over adoptie-SDG: 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur).

03 juni 2024

Sacha Muller is 46 jaar oud en woont in Amsterdam met haar man en twee kinderen. Ze groeide op in Brussel, waar haar vader werkte voor de Europese Commissie. Sacha studeerde Taal- en Letterkunde en Internationaal en Europees recht in Brussel en heeft inmiddels meer dan 20 jaar ervaring in het bedrijfsleven. Ze richt zich voornamelijk op strategische vraagstukken rond digitalisering en innovatie. Daarnaast is ze al 8 jaar zelfstandig ondernemer.

Bij innovatie speelt de duurzaamheidscomponent voor mij altijd een hoofdrol.

Jouw ervaring zit vooral in het Bedrijfsleven, waarom wil je Europarlementariër worden? En waarom voor Volt?

Ik ben ongeveer vijf jaar geleden actief geworden voor Volt. Volt was de eerste partij waarvan ik dacht: jullie willen echt Europa beter maken. Ik bezocht een evenement van Volt in Deventer toen de partij nog klein was, en ik werd meteen betrokken bij een werkgroepje waar ik aan de strategie mocht meewerken en delen daarvan kon uitwerken. Zo ben ik er eigenlijk ingerold. Uiteindelijk werd ik landelijk partijvoorzitter en kwam ik in aanraking met het inhoudelijke werk in de Tweede Kamer, wat ik fascinerend vond. Ik realiseerde dat als ik echt impact wil maken, moet dat via het beleid in Brussel gebeuren. Daarom wil ik heel graag naar Europa.

Wij hebben je gevraagd een SDG te adopteren, het doel van de SDG’s is brede inzet op duurzaamheid op alle beleidsterreinen. Je hebt SDG 9 (Industrie, innovatie en infrastructuur) gekozen, waarom is dit doel voor jou belangrijk?

Vanuit mijn achtergrond en de uitdagingen die ik zie, is een sterke Europese economie essentieel. Europa begint economisch achter te lopen, terwijl China en de VS snel vooruitgaan. Ons gebrek aan samenwerking schaadt onze economie. Daarom moeten we meer innoveren, zowel technologisch als op het gebied van duurzaamheid. We staan voor klimaatverandering, en deze uitdagingen kunnen we alleen aanpakken als we als Europa samenwerken en een voortrekkersrol in de wereld nemen. Industrie en innovatie zijn hiervoor cruciaal, en daarom heb ik SDG 9 gekozen. Ik geloof dat we door de onderzoeksbudgetten in Europa te verhogen en het makkelijker te maken voor innovatieve en duurzame start-ups en het Midden- en kleinbedrijf (MKB) om te groeien, een belangrijke rol in Europa en in de toekomst kunnen spelen.

Volgens de ranking van de Europese Commissie is Nederland een van de innovatieleiders in Europa, en het verkiezingsprogramma van Volt benoemt ook dat Europa leider wordt op het gebied van innovatie. Hoe waarborg je dan subdoelen van SDG 9 zoals toegang van industrie in ontwikkelingslanden tot waardeketen of binnenlandse innovatie?

Een van de belangrijkste aspecten van SDG 9 is de internationale spillover. Als Europa sterk investeert in innovatie, kunnen we deze technologie ook in andere landen toepassen. Bijvoorbeeld, technologieën die we hier ontwikkelen voor klimaatverandering en adaptatie kunnen ook daar worden ingezet. Daarnaast is er enorm potentieel in regio’s zoals het Mondiale Zuiden en Afrika, wat betreft talent, onderzoek en ontwikkeling. Door samenwerking kunnen we als Europa veel sneller vooruitgang boeken.

Europa investeert momenteel nog onvoldoende in onderzoek en ontwikkeling, maar de situatie in veel landen in kwetsbare situaties is nog zorgwekkender. Bijvoorbeeld, Egypte investeert 1% van het bruto nationaal product in onderzoek en ontwikkeling, terwijl Europa al op meer dan 2% zit en de rest van de ontwikkelde wereld streeft naar 3% of meer. Door gelijkwaardige samenwerking kunnen we het onderzoek en de innovatie in die regio’s stimuleren, wat ons beiden ten goede komt.

Volgens mij werkt dit alleen als het een win-winsituatie is. Het oude model van investeren in ontwikkelingslanden om daar iets uit te halen werkt niet. Maar als we samen lokaal investeren in onderwijs en onderzoek, omdat daar veel talent en goede mogelijkheden zijn, kunnen beide partijen hiervan profiteren.

Soms heeft beleid om de situatie omtrent één te bevorderen in Europa, negatieve neveneffecten op landen in het mondiale Zuiden, voor weer een andere SDG . Zo is voor duurzame innovatie en klimaat neutrale doelen soms grondstoffen nodig uit het mondiale zuiden. Wat kan de EU doen om dergelijke negatieve impact te voorkomen?

Europa is natuurlijk sterk bezig met regelgeving om de hele toeleveringsketen te verduurzamen. Denk bijvoorbeeld aan de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), die veel impact zal hebben op industrieën zoals de automobielsector en de productie van batterijen voor elektrische voertuigen. Ook de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), die de koolstofuitstoot van geïmporteerde producten beprijst, speelt een belangrijke rol.

Het is essentieel om te kijken naar de herkomst van grondstoffen, zoals die in mijnen in het Mondiale Zuiden, en regelgeving te ontwikkelen die de rechten van arbeiders waarborgt en de milieu-impact minimaliseert. Door deze standaarden te zetten, kunnen we de toeleveringsketen verduurzamen.

Er is echter een keerzijde. Strenge Europese regels mogen niet leiden tot verlies van banen in landen waar deze mijnen zich bevinden. Zij worden anders gedwongen Het verbieden van zaken is niet de oplossing te produceren met CO2-uitstoot die niet aan de nieuwe eisen voldoet. Wetgeving moet daarom het totale systeem in ogenschouw nemen. We moeten manieren vinden om duurzaamheid en verbeterde arbeidsomstandigheden te bevorderen zonder het Mondiale Zuiden buitenspel te zetten omdat zij niet aan de eisen kunnen voldoen en daardoor niet meer kunnen handelen.

Het is essentieel dat we zoeken naar duurzame manieren om het Mondiale Zuiden niet buiten te sluiten, maar juist te betrekken.

De EU ondersteunt maatschappelijke organisaties die actief zijn op een breed scala aan thema’s in het mondiale Zuiden. Wat is volgens jou de meerwaarde van het samenwerken met het maatschappelijk middenveld in hun internationale werkzaamheden?

Het maatschappelijk middenveld heeft de beste toegang tot de mensen zelf. Jullie kennen de situatie door en door en beschikken over een enorme hoeveelheid kennis. Daarom zie ik het maatschappelijk middenveld echt als een essentiële kennispartner. Jullie kunnen helpen bij het inschatten van de effecten van regelgeving op gemeenschappen en optreden als sparringpartner bij beleidsontwikkeling. Jullie lokale aanwezigheid maakt het mogelijk om direct met de mensen in gesprek te gaan en hen te betrekken bij besluitvorming.

Daarnaast kunnen maatschappelijke organisaties helpen bij het identificeren van individuen en groepen die kunnen bijdragen aan de opbouw van gemeenschappen. Zulke organisaties leveren waardevolle input en zijn in staat om organisaties en bedrijven op te richten die de lokale economie versterken. Deze samenwerking met het maatschappelijk middenveld is dus cruciaal voor effectieve en duurzame ontwikkeling in het mondiale Zuiden.

Als je straks verkozen wordt, wat zou je dan nodig hebben van Nederlandse maatschappelijke organisaties om jouw werk nog beter te kunnen doen?

Vooral door intensief contact te houden en voortdurend kennis aan te leveren. Het is belangrijk dat Nederlandse maatschappelijke organisaties aangeven wat er op de agenda van het Europees Parlement staat, welke uitdagingen zij zien, en waar ze extra aandacht voor willen. Door met ons in gesprek te gaan en ons te voeden met hun inzichten en aandachtspunten, kunnen we ons werk veel beter doen.

Kan je voorbeelden geven van succesvolle initiatieven of beleid dat je in het verleden hebt uitgevoerd of ondersteund of gezien in de EU in verband met dit thema?  Of dingen in jouw eerdere carrière die misschien raken aan SDG 9?

Ik heb hierbij minder ervaring in de EU, maar zeker wel voorbeelden uit het bedrijfsleven. Wat me opvalt, is hoe het Midden- en kleinbedrijf (MKB), met name familiebedrijven, omgaan met verandering. Een voorbeeld, ik heb voor een bouwbedrijf gewerkt dat zich sterk wil richten op een circulaire propositie. Wat dit bedrijf gedaan heeft, en waar ik bij heb geholpen, is met het hele bedrijf aan tafel gaan en samen kijken hoe ze dit kunnen opbouwen. Het bleek dat een groot deel van de medewerkers het belangrijk vond om mee te denken en zelfs nieuwe kansen zag die wij nog niet hadden opgemerkt. Dit heeft niet alleen geleid tot een succesvolle nieuwe propositie, maar ook tot meer banen. Ze hebben bijvoorbeeld contact gezocht met lokale organisaties voor de recycling van batterijen om partnerships aan te gaan en de circulaire propositie in de regio verder uit te werken.

Het MKB is echt de ruggengraat van de samenleving en regio’s. Ze zijn enorm wendbaar en kunnen vooroplopen in innovatie. Dit zie je ook in andere landen, waar kleine ondernemingen, gedreven door de passie van hun medewerkers, cruciale partners zijn. Hier speelt het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol, want zij helpen deze bedrijven te bereiken.

Regelgeving zoals de CSDDD richt zich vaak op grote bedrijven en multinationals, maar hun toeleveranciers zijn vaak MKB’s. Dus ook al is de regelgeving bedoeld voor grote bedrijven, de impact ervan strekt zich uit over de hele keten. Daarom is het is belangrijk om in Europa het totale effect van regelgeving te bekijken. We moeten ervoor zorgen dat we niet alleen kijken naar grote bedrijven met diepe zakken, maar ook naar hoe regelgeving kleinere bedrijven beïnvloedt en hen ondersteunt bij hun innovatieve bijdragen.

 Het hele systeem moet worden meegenomen, want niemand is een eiland.

Wat zijn de uitdagingen in Europa komende vier jaar wat betreft industrie innovatie en infrastructuur? En wat is er volgens jou nodig om dit aan te pakken in Europa?

De komende vier jaar staan Europa grote uitdagingen te wachten op het gebied van industrie, innovatie en infrastructuur. De vervoers- en mobiliteitsvraag zal meer dan verdubbelen, en als klein continent moeten we duurzame oplossingen vinden voor de huidige, onhoudbare vervoerswijzen. Een belangrijke stap daarvoor is het verbeteren van internationale treinverbindingen en het verkennen van innovatieve opties zoals de Hyperloop. Dit helpt moeilijk bereikbare regio’s te ontsluiten en creëert nieuwe kansen voor mensen, naast dat het ook regionale ontwikkeling stimuleert.

Daarnaast moeten we investeren in energie-efficiënte infrastructuur en schonere energieoplossingen. Het is essentieel dat deze investeringen gelijkwaardig zijn en niet alleen gericht op eigen belangen, zoals we nu zien bij infrastructuurprojecten van landen als China in Afrika. Al met al Europa moet samenwerken om infrastructuur en innovatie te bevorderen, zodat iedereen ervan profiteert en duurzame, inclusieve groei mogelijk wordt.

In het huidig debat is digitalisering ook een belangrijk vraagstuk. Van zowel overheden en bedrijven. Raakt dat voor jou ook aan innovatie en infrastructuur?

Een van de belangrijke zaken die ik in Europa wil verwezenlijken, is ervoor zorgen dat bij technologische innovatie de mens centraal staat. Technologische ontwikkelingen gaan razendsnel, en het is essentieel dat we de juiste regelgeving hebben. Gelukkig is de AI Act door de Europese Raad goedgekeurd. Dit betekent dat er regels komen die bijvoorbeeld ongecontroleerd gebruik van gezichtsherkenning in openbare ruimtes beperken en ervoor zorgen dat mensen altijd weten of ze online met een mens of een robot praten.

Het gaat echter verder dan dat. We moeten ervoor zorgen dat mensen zelf kunnen bepalen wat ze vinden en denken, dat algoritmes transparant zijn, en dat kinderen en jongeren beschermd worden tegen de gevaren op het internet. Het verbieden van zaken is niet per definitie de oplossing; in plaats daarvan moeten we ervoor zorgen dat mensen goed met technologie kunnen omgaan. Als we in Europa digitale rechten goed waarborgen, kunnen we het ‘Brussels effect’ bereiken, waarbij andere regio’s onze standaarden overnemen.

Daarnaast is de grootste uitdaging het oplossen van het energievraagstuk. We kunnen niet voldoen aan de huidige en toekomstige energievraag met alleen fossiele brandstoffen of de duurzame energiebronnen die we nu hebben. We moeten innoveren om energie goedkoper, schoner en toegankelijker te maken.

 Energie is het geld van de toekomst.