yellow shape
Lobby & Advocacy News

Stoplichtreactie op de BHOS-beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’

In dit artikel geeft Partos puntsgewijs een inhoudelijke reactie op de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’ van 24 juni 2022 van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wij doen dit aan de hand van de 10 punten die wij eerder dit jaar als input voor deze beleidsnota opstelden. Met de kleuren van de stoplicht geven we aan of we het een goede (groen) of een minder goede (rood) ontwikkeling vinden. 

07 July 2022

1. Beleidscoherentie voor ontwikkelingssamenwerking: Oranje

De nota verwijst naar interdepartementale samenwerking als voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Beleidscoherentie is alleen meer dan ambtelijke afstemming tussen de verschillende ministeries. Beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling is juist het voorkomen dat het Nederlandse OS-beleid tegen wordt gewerkt door beleid op andere terreinen. Dat betekent dat het Nederlandse beleid in de breedste zin – bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, belastingen of handel – geen negatieve impact moeten hebben op landen in het mondiale Zuiden.

Partos juicht het toe dat de Sustainable Development Goals (SDG’s) een centrale plek hebben in de nieuwe beleidsnota. Deze doelen zijn een breed gedragen instrument voor beleidscoherentie. Het is goed om te zien dat de minister beleidscoherentie expliciet als doel ziet. En dat zij enkele maatregelen aankondigt om de beleidscoherentie te verbeteren, waaronder de vergroening van het handelsinstrumentarium en het tegengaan van belastingontwijking. Tegelijkertijd noemt de nota niet één keer het instrument dat bij uitstek geschikt is om nieuw beleid te beoordelen op impact op Zuidelijke landen: de zogenaamde SDG-toets.

2. Klimaat: Oranje

Positief is dat er extra geld wordt uitgetrokken voor klimaat. Ook is goed dat de minister erkent dat we op een kruispunt staan, dat dit decennium het laatste is waarin de opwarming van de aarde beperkt kan worden tot anderhalve graad. Maar we missen echte urgentie in de plannen van de minister.

3. Maatschappelijk middenveld: Oranje

Volgens de laatste gegevens van de CIVICUS-Monitor woont 90% van de mensen in een land waar burgerlijke vrijheden ernstig worden beperkt. En er is steeds minder ruimte voor mensen om hun fundamentele vrijheden uit te oefenen: slechts 3,1% van de wereldbevolking woont in een land waar de maatschappelijke ruimte als ‘open’ wordt gezien. Bijna twee miljard mensen leven zelfs in landen waar deze ruimte wordt gezien als “gesloten’. Hier kunnen de autoriteiten routinematig mensen opsluiten, verwonden of doden omdat ze proberen hun fundamentele vrijheden uit te oefenen, zoals in China en Saoedi-Arabië.

Het is daarom goed dat de minister haar waardering uitspreekt voor het werk van organisaties die voor de maatschappelijke ruimte opkomen. Mensenrechtenverdedigers, milieuactivisten, vakbondsleden en andere spelers hebben deze steun meer dan ooit nodig. Zij worden immers steeds meer gestigmatiseerd, onderdrukt of zelfs gecriminaliseerd omdat ze opkomen voor mensenrechten en democratische waarden.

4. IMVO: Rood

Minister Schreinemacher noemt ook de afspraak in het coalitieakkoord over invoering van IMVO-wetgeving voor bedrijven in Nederland en inzet voor EU-regulering. De minister benadrukt dat zij in Nederland wetgeving wil ‘die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving’ en ‘het Europese wetsvoorstel dient als basis voor het nationale wetsvoorstel.’

Het huidige EU-voorstel voldoet alleen helemaal niet aan (IMVO-)standaarden op het gebied van mensenrechten en milieu. Zo loopt Nederland het risico om boterzachte wetgeving in te voeren die wél tot administratieve lasten voor bedrijven lijdt, maar géén oplossing vormt voor het tegengaan van mensenrechtenschendingen en schade aan het milieu. Het is dan ook belangrijk dat de Kamer dit bevestigt met het aannemen van deze aangehouden motie, waar hopelijk niemand tegen kan zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de bouwstenenbrief van de vorige regering en de door de Tweede Kamer aangenomen motie over een algemene zorgplicht voor bedrijven meegenomen worden in besluitvorming over IMVO-wetgeving in Nederland.

5. Official development assistance (ODA): Oranje

De minister herhaalt de internationale afspraak om tijdens deze kabinetsperiode toe te werken naar de OESO-DAC norm van 0,7%, wat positief is. Volgens de beleidsnota is aan het einde van deze kabinetsperiode een ODA-prestatie van 0,65% bereikt. Dit komt vooral door de structurele verhoging van de uitgaven aan Ontwikkelingssamenwerking (OS) met 500 miljoen. Daarbovenop worden de middelen vanwege positieve BNI groei, ook gealloceerd binnen de begroting. Naast de 3 prioriteiten van het coalitieakkoord komt er structureel 100 miljoen bij voor voedselzekerheid en 150 miljoen voor humanitaire hulp. Gezien de huidige voedselcrisis is het goed dat Nederland hier actie onderneemt.

Van de totale extra gelden van de komende jaren gaat een derde naar Nederland en BV Nederland. Allereerst komt er bovenop de huidige asieltoerekening structureel ruim 220 miljoen per jaar extra uit ODA-middelen wat wordt ingezet voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Voor het jaar 2022 is dit zelfs 711 miljoen, dat is 20% van het ontwikkelingsbudget. De beleidsnota introduceert verder ‘gebonden hulp’ wat structureel oploopt tot 190 miljoen, waarbij ontwikkelingslanden verplicht zijn om producten en diensten af te nemen van het donorland. De VN en de OESO zijn hier tegen. Juist op het combineren van hulp en handel zijn eerder initiatieven niet effectief gebleken, wat ook uit IOB-evaluatie naar voren komt. Deze vervuilingen van het ODA-budget zijn negatief. Nederland kan meer doen aan de internationale uitdagingen in plaats van ontwikkelingsgelden te gebruiken voor het eigen belang.

6. Handel: Oranje

In de beleidsnota staat de aanname dat: “handel verduurzaamt, bijvoorbeeld doordat er in handelsafspraken steeds vaker ook aanvullende afspraken worden gemaakt over onderwerpen als bosbescherming, biodiversiteit, leefbaar loon, en het onderschrijven van klimaatverdragen.” Die afspraken kúnnen inderdaad gemaakt worden. Maar op dit moment zijn deze zogenaamde duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden niet afdwingbaar. Dat betekent dat er in handelsakkoorden allerlei afspraken over mensenrechten en milieu kunnen worden gemaakt, maar dat Europa deze niet af kan dwingen. Zo blijven het ambities, maar geen afspraken. Nederland is goed op weg om in Europa te pleiten voor beter afdwingbare duurzaamheidsafspraken, maar tot nu toe nog zonder effect.

7. Gendergelijkheid: Groen

Bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid is ‘integraal onderdeel’ van het nieuwe BHOS-beleid. De Youth at Heart strategie wordt onverkort voortgezet, met verwijzing naar de motie Koekkoek over jongeren en een gelijkwaardig partnerschap tussen de EU en Afrika. Ook de inzet voor jongerenwerkgelegenheid wordt voortgezet met aandacht voor de kloof tussen opleiding en arbeidsmarkt. Dit is allemaal zonder meer positief te noemen.

Er zijn natuurlijk ook een aantal kanttekeningen: de integrale aanpak is niet altijd merkbaar. De samenhang in de beleidsnota kan wat dat betreft beter, onder meer in de relatie tussen stabiliteit, veiligheid en vrouwenrechten; het belang van de rol van vrouwen in vredesprocessen conform VN resolutie 1325 mist. Het aanpakken van gender gerelateerd geweld in het algemeen – premier Rutte sprak in VN-verband over een schaduwpandemie – ontbreekt ook. De uitleg van gender mainstreaming overtuigt niet echt, terwijl het de basis zou moeten vormen voor een zogenaamde gender transformatieve aanpak, waarbij gendergelijkheid de uitkomst is van de Nederlandse inzet.

Daar staat tegenover dat deze minister haar keuze voor feministisch buitenlandbeleid benadrukt. Dat ze daarbij een ‘reality check’ inbouwt (zijn er negatieve gevolgen voor vrouwen?) is verfrissend en van groot belang. Ook is er aandacht voor de grondoorzaken van genderongelijkheid, zoals ongelijke machtsverhoudingen en stereotyperingen. Met deze intentie is er veel hoop op een ambitieuze uitwerking.

8. Afrika-strategie: –

Deze volgt later dit jaar.

9. Global health: Groen

Het kabinet behoudt het speerpunt SRGR waarin Nederland internationaal een sleutelrol speelt. Het beleid wordt versterkt door extra te investeren – oplopend tot 130 miljoen in 2027 – in basisgezondheidssystemen. Verder investeert het kabinet in het hele spectrum van SRGR, inclusief het uitbannen van hiv/aids in 2030, het tegengaan van seksuele uitbuiting, kindermisbruik en kindhuwelijken.

Het kabinet draagt extra bij aan de Access to Covid-19 Tools Accelerator (ACT-A) – al is dat veel minder dan Nederland zou moeten doen volgens de door de WHO berekende fair share – en ondersteunt landen met de uitvoering van vaccinatiecampagnes.

In de nog op te stellen Nederlandse Global Health Strategie, wordt mondiale gezondheid sector overstijgend aangevlogen. Er wordt gekeken naar de raakvlakken met landbouw, economie en klimaat. Andere ministeries zijn dan ook nauw betrokken. Het kabinet zegt dat samenwerking met Nederlandse maatschappelijke organisaties op het gebied van global health kansen biedt.

10. DRA/humanitair: Groen

Een behoorlijke toename van middelen voor humanitaire hulp is positief en hard nodig. Maar de verdeling van deze extra middelen is niet duidelijk. Het belang van noodhulp en lange-termijn betrokkenheid met aandacht voor langdurige opvang in de regio wordt benadrukt. Kleine producenten zijn belangrijk in de  wederopbouwfase. Er zit wel een heel grote spanning tussen wat BuZa aan de ene kant wil bereiken als het gaat om lokalisatie, lokaal eigenaarschap en duurzaamheid, en aan de andere kant ‘Doen waar NL goed in is’. Dat laatste lijkt nu bepalend en dat staat haaks op eigenaarschap in het Zuiden.