yellow shape
Belangenbehartiging & Beleidsbeïnvloeding Blog

Gerben-Jan Gerbrandy (D66) adopteert SDG 15

Met de Europese verkiezingen op 6 juni in het vooruitzicht, is het tijd om aandacht te besteden aan de belangrijke kwesties die zowel Nederlandse partijen als organisaties zoals Partos bezighouden. Daarom introduceren we “Adopteer een SDG: De weg naar de Europese Verkiezingen”. Als onderdeel van deze campagne presenteren we een reeks interviews met Europarlementariërs die een cruciale rol spelen in het bevorderen van duurzame ontwikkelingsdoelen. Deze keer laten we je kennismaken met Gerben-Jan Gerbrandy van D66, die SDG 15 (Leven op het land) adopteert.

14 mei 2024

Gerben-Jan Gerbrandy, 56 jaar oud, begon zijn carrière als assistent van Joris Verhoeve, destijds directeur van Instituut Clingendael. Vanaf 2004 was hij als senior politiek adviseur verbonden aan het ministerie van Landbouw. Tussen 2009 en 2019 diende hij als lid van het Europees Parlement, in de ALDE-fractie namens D66, dat nu deel uitmaakt van Renew Europe. Sindsdien heeft hij zich vrijwel volledig gericht op diverse duurzaamheidsinitiatieven.

Tot kort was hij voorzitter van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur, een samenwerkingsverband tussen het Rijk, provincies, gemeenten en netbeheerders. Gerbrandy heeft een diverse achtergrond, variërend van werkzaamheden in de Tweede Kamer tot ervaring in het bedrijfsleven en ministeries. D66 beschouwt hem als hét gezicht van een sterk en groen Europa.

Je bent al tien jaar Europarlementariër geweest. Wat was de motivatie om nu terug te komen?

Ja, de politieke omstandigheden in de wereld spelen een grote rol. We zien dat Poetin Oekraïne is binnengevallen en het internationale juridische stelsel lijkt ook te wankelen. Alles wat we samen hebben opgebouwd, zoals de Veiligheidsraad, staat onder druk en de geopolitieke spanningen nemen toe.

Maar wat voor mij echt de doorslag gaf om terug te keren, was de ondermijning van de natuurherstelwet. Die wet is zo belangrijk, maar dat wordt vaak onderschat. Na eerder tien jaar met veel plezier en succes in het EP te hebben gewerkt, besloot ik dat het tijd was om weer terug te gaan. Dit idee werd ook gesteund door de leden van mijn partij, die mij vervolgens hebben gekozen als lijsttrekker.

Ik heb altijd een enorme passie voor verduurzaming en voor het internationale gehad. Dus daarom trekt Brussel mij weer.

Zijn er bepaalde prestaties waar je op terugkijkt als een mijlpaal in jouw carrière?

Ja, verschillende dingen eigenlijk. Ik heb me vooral gericht op energie- en klimaatbeleid, waarbij ik hielp met het vaststellen van de doelen voor 2030, die toentertijd best ambitieus waren. Ook heb ik een parlementair onderzoek geleid naar Dieselgate, het grootste industriële schandaal in de geschiedenis van Europa, wat fascinerende inzichten gaf in de werking van de Europese instellingen en de industrie.

Daarnaast heb ik me altijd sterk gemaakt voor natuur en biodiversiteit, onder andere door het initiëren van een Europees actieplan tegen stroperij. Dit heeft geleid tot nauwere samenwerking tussen politie, douane en justitie in Europa en meer controles op luchthavens, omdat Europa een hele populaire doorvoerhaven is. Dit zijn echt mijlpalen waar ik met enthousiasme op terugkijk.

Wij hebben je gevraagd een SDG te adopteren en je koos SDG 15 (Leven op het land), maar waarom is dit doel voor jou belangrijk?

Omdat uiteindelijk de mens volledig afhankelijk is van de natuur. De lucht die we inademen, het water dat we drinken, het voedsel dat we eten. Eigenlijk alles wat we tot ons nemen komt uit de natuur en die zijn we grondig aan het slopen met z’n allen. En dat is wereldwijd een heel groot probleem. Dat is in Europa een heel groot probleem. En dat probleem is in Nederland nog net weer even ietsje groter. Dus als je kijkt naar de overzichten van hoe gaat het met de SDG’s binnen Nederland. Dan gaat het over het algemeen best wel goed, maar dit is er een waarin we echt heel matig scoren.

Kan Nederland die achterstand oplossen of is dat iets wat internationaal geregeld moet worden?

Er is een wereldwijd akkoord gesloten: de Conventie voor Biologische Diversiteit, CBD. Met eigenlijk veel strengere afspraken dan wat we Europees al hadden. En wat ook veel verder gaat dan de natuurwetgeving die we in Nederland hebben. Daar hebben we ook als Nederland ons aan gecommitteerd.  

En dan krijg je nu de discussie, al een tijdje in Nederland… dat het onhaalbaar zou zijn. En dan denk ik van, jongens, kijk nou eens eventjes de grenzen over. We hebben een ecosysteem wat aan het instorten is. Dat heeft een heleboel oorzaken, maar het menselijk handelen ligt gewoon aan de basis daarvan. Laten we dat vooral weer centraal stellen.  

Dus dat verbaast me wel vaak, vooral in de Nederlandse discussie. Vooral van een land dat zoveel geld verdiend aan de wereldhandel. We denken echt dat we alles weten, maar intussen hebben we geen idee wat er wereldwijd gaande is.  

We moeten ons realiseren dat we onze economische activiteiten moeten aanpassen aan de natuur en niet anders om.

We zien in het kader van SDG’s en vanuit de internationale organisaties dat beleid om het ene doel te bevorderen hier een negatieve impact kan hebben elders. Bijvoorbeeld de grondstoffen die hier nodig zijn voor een groene transitie zijn afkomstig uit landen in het Mondiale Zuiden wat een negatieve impact heeft op o.a. SDG 15. Hoe zou de EU ervoor kunnen zorgen dat we hier en elders de SDG’s behalen en deze negatieve effecten beperken?

Dat is een behoorlijke uitdaging. Strengere eisen stellen zonder ook te helpen om armere landen aan die eisen te laten voldoen, ontneemt hen eigenlijk het recht op ontwikkeling. Europa heeft zelf bijna al zijn bossen vernietigd, maar nu vertellen we arme landen elders dat ze hun natuurlijke hulpbronnen niet mogen gebruiken. Dat is oneerlijk.

Neem palmolie als voorbeeld. De aanleg van palmolieplantages is een van de grootste oorzaken van ontbossing. Bedrijven zoals Unilever, destijds de grootste gebruiker van palmolie ter wereld, werden gedwongen om te vermelden dat hun producten palmolie bevatten, wat hen dwong om alternatieven te zoeken. Het is cruciaal om duurzame oplossingen te vinden en lokale gemeenschappen te helpen om op een duurzame manier te produceren en te exporteren, zelfs als dat betekent dat we meer moeten betalen voor hun producten. Vooral als een bevolking afhankelijk is van de productie van zo’n product.

Om aan te haken op die ontwikkeling: in het partijprogramma staat dat D66 de 0,7% norm van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een bindende afspraak wil maken in de EU. Op dit moment besteed Nederland geen 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking, en ook het Europees gemiddelde ligt er ver onder. Waarom vind je deze norm belangrijk?

Het is vanuit verschillende perspectieven belangrijk om de 0,7% norm van de OESO voor ontwikkelingssamenwerking te handhaven. Allereerst is het een kwestie van moraal. Het gaat slechts om 0,7% van ons nationaal inkomen, een relatief klein bedrag als je het als percentage bekijkt. Puur vanuit een moreel standpunt kunnen we het ons toch wel veroorloven om mensen in de wereld die kwetsbaar zijn te helpen.

Daarnaast is er ook een groot eigenbelang in betrokken. Of het nu gaat om het voorkomen van vluchtelingenstromen, het tegengaan van oorlogen, het bestrijden van natuurrampen of het aanpakken van klimaatverandering, er zijn talloze maatregelen die we in die landen kunnen nemen om de levensomstandigheden te verbeteren. Dit zorgt ervoor dat mensen daar willen blijven en uitzicht hebben op een betere toekomst, niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun kinderen.

De EU ondersteunt maatschappelijke organisaties die actief zijn op een breed scala aan thema’s in het mondiale Zuiden. Is er voor jou een meerwaarde van het samenwerken met het maatschappelijk middenveld in hun internationale werkzaamheden?

Absoluut, de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld is van onschatbare waarde. Het biedt een overvloed aan informatie en expertise, of het nu gaat om NGO’s zoals Amnesty International of het Wereld Natuur Fonds. Met name op het gebied van milieu vind ik deze input van cruciaal belang. Het stelt ons in staat om een breed scala aan perspectieven te benutten, zowel vanuit de NGO-sector als vanuit het bedrijfsleven. Dit is voor mijn partij altijd een belangrijk politiek uitgangspunt geweest.

En zijn er manieren waarop organisaties uit het maatschappelijke middenveld jou in jouw werk als Europarlementariër zouden kunnen ondersteunen?

Ja, zeker! Het maatschappelijk middenveld kan ons ondersteunen door het onderhouden van contacten, het nauwlettend volgen van ontwikkelingen en het aankaarten van misstanden. Ook het uitvoeren van onderzoeken naar de effectiviteit van beleid is waardevol, aangezien dit vaak complex is.