yellow shape
Belangenbehartiging & Beleidsbeïnvloeding Blog

Blog 8 | Inspelen op Den Haag: backstage

Veel van onze leden hebben een lobby- of politieke afdeling. Maar wat doen lobbyisten en politiek analisten in de ontwikkelingssector eigenlijk? Hoe behartigen zij de verschillende belangen? In deze blog geven wij antwoorden op al je vragen over lobby, politiek beïnvloeden en beleidscoherentie. De samenwerking tussen organisaties staat hierbij centraal, waardoor we samen een krachtigere stem creëren in de politiek! In deze editie: Joël Voordewind (ZOA en oud-Kamerlid ChristenUnie)! 

24 januari 2022

Zou je misschien iets meer kunnen vertellen over je professionele achtergrond?

Mijn achtergrond is vrij overzichtelijk. De afgelopen 25 jaar was dat politiek, waaronder de afgelopen 15 jaar in de Kamer. Ik ben altijd woordvoerder ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse zaken en migratie geweest. Daarvoor heb ik bij Dorcas gewerkt van ’94 tot ‘99. Eerder hebben mijn vrouw en ik in Irak gewerkt tijdens de Golfoorlog in ’91 voor Tearfund. Een jaar later hebben wij in Brazilië gewerkt met straatkinderen voor Jeugd met een Opdracht. Ik heb Politicologie en Internationale betrekkingen gestudeerd met daarbij de focus op oost-west verhoudingen en ontwikkelingseconomie. Ook heb ik een half jaar in Amerika gestudeerd: Amerika studies met de focus op oost-west verhoudingen. De interesse in de ontwikkelingssector is er altijd wel geweest, maar tijdens mijn studietijd lag mijn interesse vooral bij de internationale betrekkingen zoals de Wereldbank, de VN, de EU, schuldenproblematiek en oost-west verhoudingen. 

 

Waarom heb je uiteindelijk gekozen voor ZOA om je werk na je Kamerlidmaatschap voort te zetten?

Ik hou me nog steeds bezig met vluchtelingen en godsdienstvrijheid. ZOA is natuurlijk een vluchtelingenorganisatie en staat dicht bij mij, ook qua geloofsidentiteit. Zij benaderden mij ook toen ik aankondigde om te stoppen in de Kamer. Ook al heb ik met meer organisaties gesproken, het verhaal van ZOA bleef bij me hangen. Ik ben ‘speciaal ambassadeur’, waardoor ik niet geïntegreerd ben in de organisatie. Ik adviseer zowel de directie als de afdeling ‘fondsenwerving en communicatie’, daarnaast mag ik namens hen naar buitentreden bij grote acties. ZOA wilde meer aandacht geven aan de lobby richting Den Haag, omdat ze als grotere organisatie graag daar meer stem wilde laten horen. Vandaar dat ik ook participeer in de Partos lobbygroep. 

 

Je houdt je al lang met de ontwikkelingssector bezig. Zou je een succes kunnen beschrijven waarbij je het gevoel hebt dat jij een positieve invloed hebt gehad?

In ons eerste kabinet Balkenende IV (2007-2010 (CDA-PvdA-CU) konden we het Ontwikkelingsbudget maximaal laten stijgen naar 0,8% van het BNP inclusief 0.1% internationaal klimaatbeleid. Dit was dus zoals oorspronkelijk bedoeld, additioneel aan Ontwikkelingssamenwerking. Toen wij (CU) aantraden in 2017 in Rutte III, hebben we (D66 en CU) het voor elkaar kregen om na 8 jaar bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking (Rutte I en II) weer 500 miljoen extra te investeren. Ik heb me ingezet om de Dutch Relief Alliance van de grond te krijgen samen met minister Ploumen. Ook zette ik me in voor de balans in de verdeling tussen maatschappelijke en multilaterale organisaties, voor de positie van gehandicapten in het Ontwikkelingsbeleid, voor de strijd tegen seksuele uitbuiting van kinderen en voor het kinderpardon in Nederland. Ook heb ik samen met Roelof van Laar (PvdA) gestreden tegen kinderarbeid. Een van de hoogtepunten voor mij en mijn medewerker Henk Valk is de totstandkoming van de IMVO (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen)-wet. Een wet die als het goed is wordt overgenomen door het nieuwe kabinet. Er was grote weerstand bij CDA en VVD, omdat ze vonden dat als er al wetgeving moest komen, dit via de Europese route geregeld moest worden.  

 

Kan je meer vertellen over het traject dat naar deze IMVO-wetgeving heeft geleid?

We hebben constante druk uitgeoefend. We verwezen bijvoorbeeld naar de buurlanden waardoor wij straks het laatste jongetje in de klas zouden zijn als we niets deden aan IMVO. ZO werden we ondertussen ingehaald door Frankrijk, Duitsland en ook Engeland die eigen wetgeving hadden. Onder Ploumen werden eerder de convenanten ingezet. Dat was een aardig probeersel, maar het bleek te vrijblijvend. Het is nodig om een bodemwet te hebben waar bedrijven niet onderuit kunnen komen. Samen met Manon Wolfkamp van het MVO-platform, die hier een fantastische rol in heeft gespeeld, zijn wij altijd doorgegaan. We bleven kijken welke wet we zelf konden maken. Samen met GroenLinks, Partij van de Arbeid en de SP hebben we deze wet ingediend. Ik ben daar met onze beleidsmedewerker, Manon en twee medewerkers van het ministerie wel driekwart jaar mee bezig geweest om die wet te schrijven. Ik heb ervoor ook nog een nota geschreven, want het lukte ons niet om een initiatiefwet te mogen schrijven volgens het regeerakkoord. Een nota stond er niet in. Dus op die manier ben ik de randen een beetje gaan opzoeken. Ik heb die nota ingediend en uiteindelijk voor mijn vertrek kon ook de initiatiefwet ingediend worden. Uiteindelijk zijn het allemaal stapjes door samen met maatschappelijke organisaties en de goedwillende bedrijven de druk op te voeren om uiteindelijk tot Nederlandse wetgeving te komen. 

Je zit in de positie dat je zowel iets kan zeggen over de ontwikkelingssector als ex-kamerlid, maar ook als iemand die werkt bij een ontwikkelingsorganisatie. Hoe denk je dat de ontwikkelingssector op dit moment zijn lobby heeft georganiseerd en welke plaats heeft de sector in het bredere debat?

Zoals Partos de lobby organiseert met al onze organisaties is een geoliede machine. Er kan snel geschakeld worden en ingespeeld worden op de actualiteit. Nu moet er weer een regeringsverklaring en een beleidsnotitie van Wopke Hoekstra komen en daar wordt op geanticipeerd, gebrainstormd en op gehandeld in een vrij korte tijd. Het is mooi dat ook de wat grote clubs mensen kunnen vrijmaken om snel te schakelen, de woordvoerders te benaderen, soms stukken te schrijven in de krant en dingen te plaatsen op social media. Ik ben wel onder de indruk van de goede samenwerking in de Partos-lobbygroep. Af en toe werkt het ook als je ziet dat moties worden aangenomen, Kamervragen worden gesteld of een aantal dingen worden opgenomen in het regeerakkoord. 

Je moet natuurlijk wel vaak tegen de klippen aan vechten in de Ontwikkelingssector, want er staat geen mens op het Malieveld als er bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking. Dat is de 2-0 achterstand waar je vandaan moet komen, dus dat vergt een goede lobby.

Goede contacten met de woordvoerders Ontwikkelingssamenwerking, met name van de coalitiepartijen, zijn belangrijk, maar ook met de oppositie, om af en toe een zetje te geven door een motie in te dienen om de boel onder druk te zetten.  

Nu dat ik aan de andere kant van het weefgetouw kan kijken, wist ik niet dat er zoveel gaande was. Ik wist niet dat het op zo’n detailniveau ging. Al deed ik er ook mijn voordeel mee als Kamerlid. Wij kregen ook suggesties voor schriftelijke/feitelijke vragen, moties bij de begrotingen, input bij belangrijke debatten van Partos en van Prisma. De brieven van Partos en Prisma waren altijd wel de twee brieven waar ik naar keek. 

 

Afgelopen maand is eindelijk een coalitieakkoord gepresenteerd en ook de bewindspersonen zijn nu bekend. Wat zijn je eerste indrukken en waar kunnen ontwikkelingsorganisaties nog een slag maken?

De opgave voor de komende tijd is zorgen dat OS goed in beeld blijft en het niet ondersneeuwt door de handelsagenda van de nieuwe VVD-minister. Ook moeten we alert zijn als sector dat het OS-budget niet weer wordt opgegeten door de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Verder: 500 miljoen extra ziet er mooi uit, maar we zitten pas aan het einde van deze kabinetsperiode op dit bedrag. Van de extra gelden wordt er geld geoormerkt voor de eerstejaarsopvang. De kans is aanwezig dat als de instroom (van asielzoekers) toeneemt, dat het budget verder wordt leeggegeten. Het mooiste zou zijn om een maximering op die uitgaven van eerstejaars asielopvang te bewerkstelligen. Een ander belangrijk onderwerp is hoe het IMVO-wetsvoorstel er straks uit gaat zien. Als we te veel gaan kijken naar omliggende landen, denk aan Engeland waar het zwakste voorstel ligt, dan schiet het niet op. We kunnen bijvoorbeeld beter met Duitsland optrekken. 

Als het over de SDG’s gaat en de integraliteit van de SDG’s heb je wel iedereen nodig en ben je wel afhankelijk van de Minister van Financiën, in dit geval Kaag. Er is wel een kans dat zij gevoelig is voor een coherent beleid, met de SDG’s als basis en ook dat zij gevoelig is om de extra kosten voor opvang van eerstejaarsasielzoekers uit algemene middelen te gaan betalen als het teveel oploopt. Wopke (Hoekstra) en Liesje (Schreinemacher), daar moeten we mee afwachten. Ik heb begrepen dat Wopke zijn voorkeur lag bij Buitenlandse Zaken, nadat hij financiën was kwijtgeraakt, dus ik hoop dat hij gemotiveerd is vooral voor de mensenrechtenportefeuille als Christendemocraat. Liesje is wel betrokken geweest bij het IMVO-dossier vanuit het Europees parlement, dus ze zal daar wel gevoel bij hebben. Ik hoop alleen dat dat gevoel zich niet beperkt tot het bedrijfsleven, maar ook verbreed naar de impact die we willen hebben met z’n allen om gedwongen arbeid, slavenarbeid en een leefbaar loon te integreren in de wet. 

 
Wat zijn kernkwaliteiten van een goede lobbyist?

Persoonlijke contacten maken echt het verschil. Ideaal gezien met de minister, maar anders ook contacten met de persoonlijk assistenten, coalitiewoordvoerders en de oppositiewoordvoerders. Als Kamerlid krijg je ongeveer 100 mails per dag, dus ik probeerde in de trein van Amsterdam naar Den Haag al die mails in een uur te scannen en op de terugweg nog een keer, dan haalde ik er echt niet alles uit. Maar als ik een berichtje kreeg dan zag ik ze wel langskomen en ook een belletje maakt het contact persoonlijker. Een goed netwerk met goede contacten is dus belangrijk, maar je moet ook weten wat er goed zou kunnen landen. Soms kwamen mensen bij mij langs en dan vroeg ik aan het einde of mensen nog wat te melden of te wensen hadden. Een introductie is dan eigenlijk onvoldoende. Je moet een gesprek goed voorbereiden en van tevoren scherp hebben wat je uit zo’n gesprek wilt halen. Kamerleden zijn hele drukke mensen, een gemiddelde Kamerlid moet drie of vier portefeuilles doen. Als je met creatieve, vernieuwende plannen komt of met een motie die het eventueel kan halen, dan luisteren ze wel. Maar dan moet je daar wel politiek gevoel voor hebben. Mensen als Paul van der Berg, Peter Ras, Roman Baatenburg en Koos de Bruijn, zijn gepokt en gemazeld in de sector en kunnen haarfijn dingen op maat aangeven. 

 

Hoe zie jij de rol van Partos in de ontwikkelingssector?

Partos is een belangrijk platform om de krachten te bundelen en ideeën te brainstormen over wat we kunnen doen richting Den Haag. Het hoeft daarbij niet zo te zijn dat Partos dat altijd doet. Het kan ook prima zijn dat je het netwerk van verschillende organisaties gebruikt. Partos heeft wel een spilfunctie als we brainstormen over wat we als sector kunnen doen.